O besta, besta. Mijn angst en verlangen
roepen het onmogelijke naar nacht
en niets. Of ik u, langzaam uitgedacht,
haastig geschapen, kon jagen en vangen.
Of gij, sluimerend nog in wind en regen,
zoudt wachten met leven tot ik u riep:
uit een hoger hemel, een dieper diep
dan gemis duiken kan of een droom vliegen.
Speel het dan maar, en verrijs voor mijn oog:
schud al mijn woorden af, wolken en stenen
en kom: steek uw hoofd uit het gras omhoog.
Dat ik de bloesems op uw schouders zie
en de zon in uw haar, heller verschenen
dan ooit, en knielen kan en weet voor wie.
Michel van der Plas, uit: Vreemdeling op doortocht
Geen opmerkingen:
Een reactie posten