16.2.22

Willem Kloos

En toch, zoo eind'loos smacht ik soms om rond

Úw' overdierbre leên den arm te slaan

En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed


En trots en kalme glorie te vergaan

Op úwe lippen in een wilden vloed

Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten