Wij stonden
in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al
dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat
ik mij schaamde voor mijn vraag
wachtte ik
het onbewaakte ogenblik.
Maar nu,
haar bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans
hebbend die ik hebben wou
dat zij
onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik:
waarover wil je dat ik schrijf?
Juist vangt
de fluitketel te fluiten aan,
haar hullend
in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine
door het tuimelraam.
Dan
antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan
druppelend
water op de koffie giet
en zich de
geur verbreidt: ik weet het niet.
Martinus
Nijhoff, Impasse