28.7.13

Sociale antropologie

De kermis oefent op alle leeftijdscategorieën aantrekkingskracht uit. Jong en onbevangen draai je in de molen, het leven is onbezorgd – nou ja, hoe je die staart moet pakken, dat is het enige probleem. Want dan mag je nog eens… gratis draaien. In mini-auto’s waan je je groot. En touwtjetrekken is een garantie voor een prijs. De zoete smaak van de suikerspin. De pubers gaan voor snelheid in Turbo Polyp, Mission space of Heartbreaker. Later ga je samen. De hele familie naar de kermis. Oliebollen eten, opa bestelde een grote zak, de eerste altijd de lekkerste… tot je bijna misselijk bent. Later slaat ongetwijfeld de melancholie toe. Nog eens in de rups op de nostalgische kermis. Tegen beter weten in naar de waarzegger. En de last van de jaren vergeten in de zweefmolen. Wat door de jaren heen favoriet blijft is ‘laawen’. Meense laawen. Op een van de ontelbare terrassen. Of in een poffertjeskraam. In ieder van ons schuilt een sociale antropoloog, die met verwondering om zich heen kijkt… Ziede dè jurkske…. Die tattoo is lilluk! …Dè zen schôone lèèrze, nie dan? Dieje meens laagt oe atij toe…
Esther Porcelijn (opgevolgd door Jasper Mikkers) maakte als stadsdichter het fraaie gedicht ‘Kermisser’. Nooit zag ik mooier en puntiger verwoord wát de vrouwen op de kermis zo mooi maakt: in neonlicht lijkt zij van bakkersroom. Chapeau voor Esther! Uit het gedicht spreekt het plezier van de sociale antropoloog, of in onze taol, de laawer.  
Kermisser
Zie je die vrouw daar / aan de overkant? / Met suikerspinhaar / en klodderlellen / Van achter verzakt / van voren verbrand,
In neonlicht lijkt zij / van bakkersroom / Haar tijgerlegging karnt / de losse vellen, / Niemand wil haar zijn / maar zij is ’t gewoon.
Die simpele man ernaast, / zo’n onverzorgde  bierbuikvent. /Stel je voor… nee, / wees blij dat jij toch niet zo bent.

Geen opmerkingen: