Ruim een uur
voordat de winkels gaan sluiten. Het ziet eruit alsof het twee minuten voor
sluitingstijd is. Halflege parkeerplaats. Pluisjes mensen zweven door de
winkelstraat. Binnen lopen mensen rustig onrustig te zijn. Ik wil een grote fles
afwasmiddel en nét op het moment dat ik het wil vragen, zegt een medewerker in
antwoord op een ander, die hebben we niet. De ander heeft een klein flesje
afwasmiddel. Ze zet het misnoegd terug in het schap. Ik leg drie van die flesjes
in mijn mand. Weet u waar de zeep staat? De medewerker wijst, Naar lege
schappen.
In de rij
staat iedereen achter strepen. Kassa 1! Iedereen schuift op. Kassa 3. Ik sta
als eerste. De medewerker die mij de schappen wees, vraagt iets aan de caissière.
Nu zie ik hoe mager de medewerker is. In gewone kleding. Geen
bedrijfskleding. Vermoedelijk een oproepkracht.
Het waren
niet alleen lege schappen bij de zeep. Er hingen zeker tien velletjes met een
oproep tot saamhorigheid. Die saamhorigheid heeft te maken met aankoop van
paracetamol. Ik vraag twee pakjes. Die kocht je een maand terug in pakjes van
100. De caissière zegt niets, duikt onder de toonbank en pakt één pakje – vrij
groot – waar mij meteen het merk opvalt, ROTER, en de aansporing ‘zonder water
in te nemen’. Doe maar, knik ik gedwee. Pas thuis zie ik dat er slechts 20
tabletten in zitten. Met bessensmaak. Orodispergeerbare tabletten. Ik ken dat
woord niet. Het klinkt onheilspellend. Onmiskenbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten